Wie dulde Diego Rivera naast zicht?
Op een schilderij zien we een bruid, gekleed in het wit. Ze heeft ravenzwart haar met een strakke scheiding in het midden. Haar lippen, nagels en zakdoek zijn even rood als de rozen in haar haar. Ze draagt een witte sluier om haar hoofd en een gouden ketting om haar nek. Het zou een schilderij van Frida Kahlo (1907-1954) kunnen zijn. Het is echter De bruid van Papantla, portret van Rosalba (1944) geschilderd door María Izquierdo (1902-1955) – een land- en tijdgenoot van Kahlo – wiens naam je waarschijnlijk nog niet kent.
Een paar werken van Izquierdo zijn opgenomen in de tentoonstelling Frida Kahlo & Diego Rivera: A Love Revolution in het Cobra Museum. De schilderijen laten grote overeenkomsten zien tussen haar en Kahlo. Beide vrouwen stellen de Mexicaanse identiteit centraal in hun werk. Zo portretteren ze zichzelf allebei meermaals in traditionele Mexicaanse kleding. Verder gebruiken ze eenzelfde kleurpalet van warme en felle kleuren. In zowel Izquierdo’s Levend stilleven (1946) als Kahlo’s stilleven De bruid die angstig wordt als zij het leven geopend ziet (1943) zijn er sappige watermeloenen en papaja’s te zien, die in beide schilderijen refereren aan het vrouwelijk geslachtsorgaan.
De bruid van Papantla portret van Rosalba 1944 Maria Izquierdo
Een andere overeenkomst die deze vrouwen delen is de invloed van de grote Mexicaanse schilder Diego Rivera (1886-1957) op hun werk en leven. Naast kunstenaar was Rivera actief lid van de Mexicaanse Communistische partij. Na de Mexicaanse Revolutie (1910-1917) was er een overheidsprogramma waarin grote wanden van publieke gebouwen beschilderd werden, waarop de nieuwe socialistische waarden van de revolutie, technologie en het moderne leven moesten worden uitgebeeld. Samen met David Álfaro Siqueiros en José Clemente Orozco behoorde Rivera tot Los Tres Grandes van de muralisten.
Mannen ondermijnen vrouwenwerk
Diego Rivera was naast activist ook directeur van de Escuela Central de Artes Plásticas (Nationale School voor Schone Kunsten) in Mexico-Stad. Daar ontmoette hij in 1928 de studente Izquierdo. Zij was op 14-jarige leeftijd door haar grootouders gedwongen om te trouwen met een soldaat. Ze had zowel van hem als haar familie afstand genomen en was alleen vertrokken naar Mexico-Stad met haar drie kinderen. Op de kunstacademie werd ze door Rivera aangemerkt als een ster-leerling en haar artistieke talent werd door hem de hemel in geprezen. Dit leidde tot jaloezie onder haar mannelijke medestudenten, en die vijandige omgeving zorgde ervoor dat ze in 1931 de kunstacademie verliet en privélessen kreeg van haar vroegere academiedocent en minnaar Rufino Tomayo.
Des te zuurder was het dat haar grote bewonderaar Rivera zich vervolgens tegen haar keerde toen ze als vrouwelijke kunstenaar in 1945 de opdracht had gekregen om een muurschildering te maken in het stadskantoor van Mexico-Stad naar aanleiding van haar goedgekeurde schetsen. Tot dan toe werd het Mexicaanse muralisme gedomineerd door mannelijke kunstenaars. Zowel Rivera als Siqueiros lagen als leden van de selectiecommissie dwars en vielen haar af in de pers. Volgens hen zou het haar aan ervaring ontbreken om zo’n groot project op te pakken als vrouw.
Izquierdo is op die manier in haar carrière als kunstenaar gehinderd. Ze is door de actie van Rivera en Siqueiros nooit tot de Mexicaanse muralisten gaan behoren. Terwijl twee grote fresco’s, die ze schilderde om te bewijzen dat ze wel degelijk een muurschildering kon maken, postuum zijn opgehangen in het auditorium van de rechtenfaculteit van Universidad Nacional Autónoma de México. Haar hele leven zou Izquierdo erop blijven wijzen dat ze deze opdracht had verdiend en dat mannen vrouwenwerk ondermijnden.
Ook betwiste Izquierdo het politieke nationalisme van muralisten als Rivera door het dogmatische Marxisme, waarbij de nadruk voornamelijk ligt op klassenstrijd, in haar kunst te vermijden. Izquierdo legde in haar werk juist de nadruk op het poëtische door naar haar Indiaanse wortels en Mexicaanse tradities te verwijzen. Daarin komt haar werk weer overeen met dat van Kahlo, wiens kunst voornamelijk bestaat uit een persoonlijke beeldtaal verweven met Mexicaanse culturele elementen.
Kahlo dacht dat ze juist tekortschoot als serieuze kunstenaar, omdat haar werk niet politiek genoeg was. In de schets Mevrouw Vrijheid (ca. 1949), die in de tentoonstelling te zien is, houdt het Amerikaanse Vrijheidsbeeld een atoombom vast en heeft ze verschillende politici aan een ketting om haar nek hangen, zoals Franco, Hitler en Truman. Daaruit blijkt Kahlo’s ambitie om politiek werk te maken. Daarbij was ze zeer politiek geëngageerd. In navolging van Rivera werd ze in 1928 lid van de Mexicaanse Communistische Partij.
Een scheve liefdesverhouding
De relatie tussen Rivera en Izquierdo was professioneel, terwijl die tussen Kahlo en Rivera veel persoonlijker van aard was. Het is het onderwerp geweest van menig film, toneelstuk en ballet. Maar het laat ook een machtsdynamiek zien, waarbij de ene partner veel ouder en ervarener is en daar misbruik van maakt. Toen Kahlo Rivera voor de eerste maal trouwde was ze nog maar 22 jaar oud en hij reeds 42. Daarbij was dit al zijn derde huwelijk. Het was een open relatie, waarbij beiden meermaals affaires hadden. Kahlo had die zowel met mannen als vrouwen. De affaire die ze zou hebben gehad met de Russische revolutionair Leon Trotski, toen ze hem en zijn vrouw onderdak aanbood tijdens hun ballingschap, is het meest bekend. Maar Rivera ging voor Kahlo te ver toen hij een affaire begon met haar zus en zij verliet hem daarom in 1934. Toen ze in 1940 voor de tweede keer trouwden besloot Kahlo – ouder en wijzer – de touwtjes in handen te nemen door het ditmaal een platonisch huwelijk te laten zijn.
Naast het drama dat zich in haar huwelijk afspeelde, waren er nog meer scheve machtsverhoudingen in haar leven. Zo was Rivera al lang een gevierd kunstenaar toen hij met Kahlo trouwde. Zij werd lange tijd miskend en alleen gezien als de vrouw van. Pas in 1938 kreeg zij haar eerste solo-tentoonstelling in een galerie in New York en vlak voor haar dood in 1953 kreeg ze haar eerste solo-expositie in Mexico. Rivera erkent haar wel in zijn muurschilderingen door haar daarin af te beelden. Zo heeft hij haar als revolutionair geportretteerd op de muurschildering In het wapenarsenaal (1928)voor het Ministerie van Onderwijs in Mexico-Stad. Later heeft hij haar als kunstenaar weergegeven op het midden paneel van zijn muurschildering De Pan-Amerikaanse eenheid (1940) in het City College of San Francisco.
Dat Kahlo ooit in aanmerking zou komen om zelf zo’n muurschildering te maken net als Izquierdo is in de tijd en context waarin ze leefde onwaarschijnlijk. Doordat ze op jonge leeftijd een tramongeluk had gehad, waarbij een stalen leuning in haar linkerzijde was binnengedrongen en bij haar vagina er weer uit was gekomen, was ze fysiek beperkt. Ze moest talloze operaties ondergaan, was soms voor langere periodes aan bed gekluisterd, had moeite met lopen en leed veel pijn. Kunst was voor Kahlo een manier om met haar fysieke pijn om te gaan. In de zelfportretten zien we vaak een zelfverzekerde en trotse vrouw. Maar soms kon ze voor langere periodes niet werken en dat is terug te zien in de foto’s in de tentoonstelling. Ze laten niet alleen de kleurrijke Kahlo zien. We zien ook een vrouw met een vermoeide blik in haar ogen die een korset aan heeft en op bed ligt, of voor een wandschildering van haar man in een rolstoel zit. De bedreiging die Rivera ervoer toen Izquierdo de opdracht voor een muurschildering kreeg, hoefde hij bij Kahlo niet te vrezen.
Antifeministe of niet?
Ironisch genoeg is Kahlo na haar dood uitgegroeid tot de beroemdste vrouwelijke kunstenaar ter wereld. In het verhaal van Frida Kahlo en Diego Rivera is zij duidelijk de publiekstrekker. Ook bij de tentoonstelling in het Cobra Museum, waarbij haar werk wordt gebruikt om mensen naar het museum te krijgen. Rivera speelt slechts tweede viool. Als kunstenaar verwierf Kahlo pas die beroemdheid toen ze door feministische kunsthistorici in de jaren ’70 de kunstgeschiedenis in werd geschreven. Juist het persoonlijke element in haar werk sprak tot de verbeelding en gaf een universele vrouwelijke ervaring weer. Zo zijn in de tentoonstelling twee lithografieën van Frida en de miskraam (1932) te zien, waarbij Kahlo haar lichaam op medisch anatomische wijze weergeeft, terwijl de tranen over haar gezicht stromen.
Dan rest de vraag waarom Izquierdo niet eenzelfde bekendheid geniet als Kahlo. In haar werk stelt ze, net als Kahlo, de vrouwelijke identiteit centraal. Daarnaast protesteerde ze in haar werk tegen discriminatie jegens vrouwen. Allegorie van werk (1936) (niet in de tentoonstelling te zien) is daarvan een voorbeeld. Op dit surrealistische schilderij is een naakte vrouw voorovergebogen te zien. Twee grote mannenbenen torenen boven haar uit als een commentaar op de exploitatie van vrouwen.
Izquierdo liet zich in tegenstelling tot Kahlo, die zich nooit expliciet over feminisme heeft uitgesproken, uit over vrouwenrechten. Door haar eigen ervaringen was ze begaan met het lot van vrouwen die moesten werken om de kost te verdienen. Decennia lang sprak ze zich uit tegen de pers, publiceerde ze artikelen en sprak ze erover op de radio. Maar haar standpunten op dit onderwerp zijn zeer inconsistent en soms tenenkrommend conservatief vanuit 21e-eeuws perspectief. Izquierdo identificeerde zich namelijk niet als feminist, en in twee van haar essays liet ze zich zelfs openlijk uit tegen feministen door hen pseudo-intellectuelen te noemen en zei:
“Ze denken dat hardop opscheppen hen beter maakt [dan mannen]; maar diep van binnen zitten ze nog steeds vol oude vooroordelen en verbergen ze met theatrale houding hun minderwaardigheidscomplex. Ik denk dat feministen niets hebben veroverd voor de mensheid, noch voor zichzelf, en in plaats van vrouwen te helpen groeien (die al zoveel jaren slaaf zijn van alles), staan ze emancipatie in de weg.”
In het boek María Izquierdo & Frida Kahlo verklaart kunsthistoricus Nancy Deffebach dat zo’n uitspraak waarschijnlijk te maken heeft met het zeer conservatieve religieuze klimaat in Mexico destijds, waarin feminisme gemarginaliseerd werd. Linkse activisten zagen vrouwenemancipatie weer als een bourgeoisie-beweging die afleidde van de klassenstrijd. Door waarde te hechten aan de traditionele rol van de Mexicaanse vrouw probeerde Izquierdo mensen toch te overtuigen van het belang van gelijke vrouwenrechten.
Die traditionele rol vormt tevens een belangrijk element in haar werk. In het schilderij Mijn nichtjes (1940) (niet in de tentoonstelling te zien) zien we een vrouw tussen twee meisjes zitten, alsof ze poseren voor een fotoportret met als achtergrond de jungle. De vrouw is gekleed als een señora uit de hogere klasse van de 19de eeuw met een roze blouse met zwart kant en een lange zwarte rok. De meisjes dragen echter 20ste-eeuwse rode en gele jurkjes. In dit kunstwerk stelt Izquierdo familiebanden centraal en hoe die geworteld zijn in de Mexicaanse en Indiaanse cultuur. Dat maakt María Izquierdo tezamen met haar levensverhaal en haar complexe politieke opvattingen een zeer intrigerend kunstenaar.
Kahlo’s werk blijft natuurlijk interessant en ze zal haar positie zeker behouden binnen de kunstgeschiedenis. Maar op een gegeven moment is haar levensverhaal een beetje uitgekauwd, en haar werk, hoe wrang voor een communiste, is compleet vercommercialiseerd door het op badhanddoeken, boekenleggers en sneakers af te drukken. Door ook de kunst van haar tijdgenoten te tonen wordt er een diverser en complexer beeld geschetst van zowel Kahlo als van de Mexicaanse kunst.
This article was published in September 2021 on the website of Lover.