Vrolijk met scherp randje

‘Every man a Rembrandt’ stond er op de eerste knutselpakketten waarmee je kunt schilderen-op-nummer. Deze hobbydozen, met voorbedrukte schilderijen waarbij iedere kleur zijn eigen hokje en nummer krijgt, werden in 1951 op de Amerikaanse markt gebracht. In 1954 waren er al twaalf miljoen pakketten van verkocht.

Tien jaar later maakte Andy Warhol het schilderij Do It Yourself (Landscape), nu te zien op de tentoonstelling ‘Ludwig Goes Pop’ in Museum Ludwig in Keulen. Een paar vlakken langs het rustieke ladnwegetje zijn ingekleurd, maar er zijn nog een hoop witte vlakken met een nummertje. Warhol gebiedt de kijker om de rest zelf te doen. Als iedereen zich een kunstenaar kan wanen door keurig binnen de lijntjes te schilderen, wat is dan nog de rol van de kunstenaar?

Eigenaar van dit werk is, of beter: was het Duitse echtpaar Peter (1925-1996) en Irene (1927-2010) Ludwig. De chocoladefabrikant en zijn vrouw bouwden een omvangrijke kunstverzameling op. In 1976 doneerde het echtpaar 350 popartwerken aan de stad Keulen en werd het Museum Ludwig opgericht. De tentoonstelling ‘Ludwig Goes Pop’ is gewijd aan hun verzamelwoede.

Al direct bij binnenkomst is het smullen geblazen. Daar hangen ze, de iconische zeefdrukken van Andy Warhol: het Pepsi-Cola-dopje, de schietende Elvis Presley, de zwoel kijkende Marilyn Monroe, en de Campbell’s Soup-blikjes. Ook Robert Rauschenbergs zeefdruk van John F. Kennedy, Jasper Johns geschilderde Amerikaanse valg en Roy Lichtensteins blow-ups van plaatjes uit stripverhalen hebben nog steeds dezelfde aantrekkingskracht op de bezoeker als de advertenties en popcultuur uit de jaren zestig, waar de kunst naar verwijst.

Niet alleen onbezorgd
Dat wil niet zeggen dat alle kunst vrolijk en onbezorgd is. de pop-artkunstenaars laten zien hoe de ideale vrouw in die tijd werd gepresenteerd: mooi maar zonder inhoud. In het werk Hippopotamus laat Mel Ramos een pin-up met blonde haren en een gebruinde huid zelfs een nijlpaard opleuken. Roy Lichtenstein schildert een strippachtig meisje dat, terwijl ze door haar haar strijkt, denk: ‘M-maybe he became ill and couldn’t leave the studio.’ wat deze werken nog pijnlijker maakt, is dat de kunstenaar de draak steken met het vrouwlijk ideaal in reclames, maar verder geen alternatieven voorstellen.

hippoppotamus
Mel Ramos, Hippopotamus (1967)

Een realistischer beeld van de vrouw geeft Duane Hanson. De vrouw met halflang haar en een pony, poloshirt, geruite broek, loafers en een zwarte handtas leunt tengen de muur, terwijl ze somber op iemand lijkt te wachten. Dat ze van fiberglas en polyester is gemaatk valt pas bij de tweede blik op.

In de laatste zaal staat een werk dat model kan staan voor het maatschappijkritische karakter van de kunst van de jaren zestig. The Portable War Memorial van Edward Kienholz uit 1968 ziet eruit als een decor uit een toneelstuk. Voor een oorlogsmonument is een terras met lege tafels en stoelen. Anonieme soldaten uit de Tweede Wereldoorlog steken een Amerikaanse vlag in het gat van de tafel waar de parasol hoort. Naast het monument is een schildering van een tentje waar je ‘hot dogs en chili’ kunt kopen. Mistroostig klinkt het lied ‘God Bless America’. Op de herdenkingsplaquette aan de muur kun je heel handig, de jaartallen naar believen wijzigen. Zo is Kienholz’ monument van toepassing op iedere oorlog waarin Amerikanen hebben meegevochten. Het is nog steeds actueel.

‘Ludwig Goes Pop’
1 oktober 2014 t/m 11 januari 2015
Museum Ludwig, Keulen

This article was published on 8 November 2014 in FD Persoonlijk, the magazine of Het Financieele Dagblad.